De nabije verwanten (kinderen van ouders, ouders van kinderen, een broer of zuster). rouwen in eerste instantie gedurende 7 dagen voor de overledene. Zeven (Sheva/sjiwwe), maar kan ook afkomstig zijn van lashevet (zitten). Zij zijn 7 dagen laaggezeten en mogen in deze periode niets doen. Zij zitten in de kleding die op de begraafplaats is ingescheurd. Er wordt geen sjiwwe gezeten door een kleinkind voor zijn grootouder en omgekeerd. Buren of kennissen zorgen voor eten en dergelijke. In de Sheva mag men zich niet wassen of toiletartikelen gebruiken.
De rouwperiode bestaat uit drie delen, ieder volgend gedeelte van mindere graad. De eerste zeven dagen (de sjiwwe) is de strengste periode waarin dus niets mag. De tweede periode is de sjloshiem (30 dagen) wat, behalve voor de wezen, het einde van de rouwperiode betekent, ook voor de echtgenoot(note) en de ouders. Vanaf het begin tot en met het einde van de sjloshiem laten de mannen hun baard staan. Voor wezen geldt nog een derde periode, een vol jaar, het veeljaar (oveljaar).
Gedurende deze periode zeggen de wezen kadish voor hun overleden ouders. In sjoel is het voorgeschreven, dat de ‘aveel’ voorgaat in het gebed. De wees zegt kadish gedurende 11 maanden, de laatste maand niet. In de derde periode zijn er niet zo veel beperkingen De voornaamste beperking is het deelnemen aan bijeenkomsten waar gedanst of muziek gemaakt wordt. Het gaat hier hoofdzakelijk om bruiloften. Een oveel kan dan bv. naar de ceremonie onder de choepa gaan en verlaat daarna het feest.
Gedurende het hele jaar blijft een lichtje branden (ner nejama) in huis tot het eind van het rouwjaar, daarna op de dag van de jaartijd. Het is gebruikelijk dat de steen gezet wordt na 30 dagen, in Nederland na een jaar.Ieder jaar op de overlijdensdatum (volgens de Joodse kalender uiteraard) is er ‘jaartijd’ en gaat men naar het graf en zeggen wat is uitgeschreven voor de “azcara” (psalmen met de letters van de naam van de overledene), psalmen waarvan de eerste letter het woord “nesjama” (ziel) weergeven, kaddisch, al dan niet woorden over de overledene en een Eel Malee Rachamim (herdenkingsgebed).