Een Mezuzah is een kokertje met daarin een klein stukje perkament waarop twee passages uit de Thora geschreven zijn. Beide passages bevatten het gebod voor het aanbrengen van een bepaald tekstgedeelte op de deurposten. Op de achterkant staat het woord Shaddai wat “de Almachtige” betekent, maar ook “Somer delatot Yisrael” (bewaak de deuren van Israël).
Een kosjer exemplaar is met de hand geschreven. Al sinds Bijbelse tijden houden Joodse mensen zich aan het gebod dit kokertje in het bovenste derde gedeelte op de rechterdeurpost te bevestigen van elke deuropening waardoor men een ruimte betreedt. Hiermee laat men zien dat men dit huis onder Gods leiding stelt. Het perkament dient van links naar rechts opgerold te worden zodat het woordje Shaddai aan de buitenkant komt (sommige Mezuzahs hebben een opening aan de voorkant). Het rolletje hoort er dan zo ingeschoven te worden dat het woord Shaddai door de opening zichtbaar wordt. De bovenkant van de Mezuzah wijst hierbij schuin van links naar rechts. Wanneer de deurpost hiervoor te smal is wordt de Mezuzah verticaal geplaatst.
Voor het aanbrengen van de Mezuzah wordt de volgende zegenbede uitgesproken: Baruch atah Adonai, Eloheinu Melech haolam, asher kidshanu v’mitzvotav v’tzivanu likboa Mezuzah. (Gezegend zijt Gij, O Heer, onze God, heerser van het heelal, die ons zegent met de geboden en ons het aanbrengen van een Mezuzah gebiedt.).
Door de Mezuzah aan te raken bij binnenkomst en het verlaten van de ruimte, wordt men herinnerd aan Gods leiding.